Overslaan en naar de inhoud gaan

TDM Gentamicine/Tobramycine

 
 Dalspiegel: vlak voor een nieuwe gift. Topspiegel: 1 uur na de start van een gift toegediend over 30 minuten. Interpretatie (algemeen): topspiegel > 6, maximaal 20 mg/l, mits de dalspiegel < 1 mg/l.

 
 Voor de controle van bloedspiegels geldt de volgende indeling:

 
 Therapie korter dan 3 dagen (3 giften éénmaal daags) en een normale nierfunctie: geen spiegelcontrole.

 
 Therapie langer dan 3 dagen en een normale nierfunctie (> 80 ml/min): Alleen een dalspiegel laten bepalen uiterlijk vóór de 4e gift. Vervolgens 2 x per week een dalspiegel laten bepalen zolang de therapie in dezelfde dosering en bij ongewijzigde nierfunctie wordt voortgezet. Na iedere aanpassing van de dosering zowel een topspiegel als een dalspiegel laten bepalen na de eerstvolgende gewijzigde gift.

 
 Therapie bij gestoorde nierfunctie (kreatinineklaring < 80 ml/min) of tijdens niervervangende therapie: Zowel een topspiegel als een dalspiegel laten bepalen aansluitend op de 1e gift. Op aanvraag vermelden: NIERFUNCTIESTOORNIS en eventueel de wijze van niervervangende therapie. Doserings- en bepalingsbeleid vervolgens aanpassen op basis van de individuele farmacokinetiek.

 
 Korte achtergrond: de hoogte van de topspiegels van gentamicine en tobramycine zijn gerelateerd aan het anti-microbiële effect, de dalspiegel is een indicatie voor de kans op (nefro)toxiciteit. Tijdens kortdurende therapie met gentamicine of tobramycine bij patiënten met een normale nierfunctie, wordt zelden aminoglycoside-gerelateerde nefrotoxiciteit waargenomen en is de bepaling van dalspiegels dus van beperkte waarde. Daarnaast wordt bij deze patiënten met een dosering van 1dd 5 mg/kg vrijwel altijd een voldoende therapeutisch effect bereikt met een verwaarloosbaar kans op toxiciteit. Bepaling van topspiegels is daarom alleen zinvol om aanvullende informatie over de individuele farmacokinetiek te verkrijgen.